vrijdag 21 februari 2014

Langverwacht rapport AFM over derivatendienstverlening banken

Op 20 februari 2014 heeft AFM haar onderzoek afgerond naar de derivatendienstverlening van banken aan het niet-professionele MKB. Op 25 september 2013 kwam de AFM al naar buiten met haar bevindingen over de derivatendienstverlening aan het professionele MKB en aan semipublieke instellingen. Zie over dat eerdere rapport een eerdere bijdrage in dit blog. In het nieuwste rapport constateert de AFM dezelfde tekortkomingen in de dienstverlening van banken als al eerder gerapporteerd. Daarnaast geeft de AFM heldere aanbevelingen om de dienstverlening te verbeteren. Aan de hand van die aanbevelingen kan voor een aantal wijdverspreide praktijken van banken vastgesteld worden dat deze in strijd zijn met de Wet op het financieel toezicht. In deze bijdrage zal ik enkele consequenties van deze aanbevelingen voor reeds afgesloten rentederivaten belichten.


Aard van de dienstverlening – de rol van de bank

Waardevol is de uitleg die de AFM geeft over het onderscheid tussen adviesdienstverlening en execution only. De zorgplicht van banken gaat bij advies veel verder dan bij execution only. In de praktijk bleek vaak onduidelijkheid te bestaan over de rol van de bank. Dankzij de AFM is het onderscheid tussen de verschillende rollen, die een bank kan vervullen, een stuk helderder.

Een bank kan drie verschillende rollen hebben: 1) advies, 2) uitvoeren van opdrachten (execution only) en 3) handelen voor eigen rekening (optreden louter als wederpartij van de klant). Dit onderscheid is van groot belang voor de zorgplicht. Hoewel banken dikwijls menen dat zij slechts als wederpartij van de klant hebben gehandeld, of hooguit op basis van execution only diensten hebben verleend, kan uit de analyse van de AFM opgemaakt worden dat er in veel gevallen gewoon sprake was van advisering.

Handelen als wederpartij

Voor de kwalificatie ‘handelen voor eigen rekening’ is in de visie van de AFM alleen plaats als het gaat om een losse verkoop van een product zonder dat er een (bestendige) relatie bestaat. Als er een relatie bestaat, dan mag namelijk de klant het gerechtvaardigde vertrouwen hebben dat de bank aan hem een dienst (ofwel advies, ofwel execution only) verleent. Daarbij is niet doorslaggevend wat formeel in het contract met de klant is vastgelegd. De feitelijke verhoudingen en de werkelijk uitgevoerde activiteiten zijn bepalend.

Voor het niet professionele MKB betekent dit in feite dat er slechts bij zeer hoge uitzondering sprake zal zijn van ‘handelen voor eigen rekening’, aangezien in (praktisch) alle gevallen het rentederivaat werd afgesloten met de huisbank.

Onderscheid advies en execution only

Ter verduidelijking van de grens tussen advies en execution only geeft de AFM vier aan de praktijk ontleende voorbeelden.

1)            Een onderneming heeft een beleggingsonderneming opdracht gegeven een advies te geven voor de financiering van een nieuw te bouwen bedrijfspand. De beleggingsonderneming adviseert een deel van het bedrag te financieren door middel van een lening met variabele rente in combinatie met een rentecap. Conform het advies van de beleggingsonderneming vraagt de onderneming een tarief voor de rentecap op bij zijn huisbank die ook de financiering verstrekt. De klant sluit de rentecap af met de huisbank.

In dit onderscheid is van belang dat de bank twee relaties onderscheidt, die tussen de klant en de beleggingsonderneming (dat kan een bank zijn), en die tussen de klant en zijn huisbank. In dit voorbeeld wordt het advies niet door de huisbank gegeven, maar door een andere bank. Het wekt geen verbazing dat de AFM de relatie met de adviserende bank/beleggingsonderneming kwalificeert als advies. De relatie met de huisbank wordt gekwalificeerd als execution only of als handelen als wederpartij, maar omdat het de huisbank betreft, zal er eerder sprake zijn van execution only.

Het spreekt natuurlijk voor zich dat als het advies over de financiering wordt gegeven door de huisbank zelf ook de relatie met de huisbank zal worden gekwalificeerd als advies.

2)            Een onderneming heeft een lening met een variabele rente. De accountmanager bij de bank wijst de onderneming op het renterisico en laat de derivatenspecialist een presentatie geven over de renteontwikkeling waarbij deze ook informatie geeft over verschillende typen rentederivaten. Op basis van deze informatie en een eigen analyse welk renterisico men wil afdekken, beoordeelt de onderneming welke rentederivaten het beste passen bij haar financiële positie en risicobereidheid. Zij vraagt de bank om voor een renteswap en een rentecap prijzen op te geven. Na een vergelijking besluit de onderneming een rentecap af te sluiten.

De AFM ziet deze dienstverlening als execution only. Maar dat “geldt uitdrukkelijk alleen als de bank op geen enkele wijze de indruk bij de klant heeft gewekt (bijvoorbeeld tijdens de gegeven transactie [bedoeld zal zijn: presentatie, RH]) dat een advies wordt gegeven”.

Ik ken legio voorbeelden, waarin de bank in de gesprekken en in de gegeven presentatie wel de indruk wekt advies te geven. Wat te denken, bijvoorbeeld, van zinsneden als “[… Bank] denkt graag mee over rentemanagement (…)” of “[… Bank] geeft [naam klant] advies inzake het indekken van het renterisico”. Bovendien presenteerden de bankmedewerkers zich vaak als “treasury adviseur”. Kortom, in de praktijk is er vaak aanleiding om in dit soort gevallen wel uit te gaan van een adviesrelatie.

3)            Een onderneming vraagt een financiering aan bij een bank. De bank verstrekt een lening op basis van variabele rente en verbindt daaraan de voorwaarde dat de onderneming het renterisico (geheel of gedeeltelijk) moet afdekken. De bank toont zich bereid met de onderneming transacties in rentederivaten af te sluiten. De accountmanager introduceert de derivatenspecialist om voor de onderneming alternatieven uit te werken.

Wanneer de bank aan de klant een gepersonaliseerd voorstel doet voor een rentederivaat, ziet de AFM het optreden van de bank als adviesdienstverlening. Zonder gepersonaliseerd voorstel is er sprake van execution only. Maar, voegt de AFM daaraan toe, ook dan kan uit onder andere de onderlinge relatie en de contacten en/of uit de betrokkenheid en invloed van de bank bij de keuze door de klant van het type rentederivaat blijken dat de rol van de bank verder ging dan execution only en dat er sprake was van advies.

4)            Tijdens de gesprekken met de onderneming legt de beleggingsonderneming niet duidelijk uit dat zij niet adviseert op het gebied van rentederivaten. Wel informeert de beleggingsonderneming de onderneming over verschillende producten, benadrukt de voordelen van de combinatie variabele lening + derivaat boven een lening met vaste rente en doet een gepersonaliseerde aanbeveling. Bij het afsluiten van de transactie staat in de voorwaarden dat deze op execution only basis tot stand is gekomen.

In dit voorbeeld draait het om de gepersonaliseerde aanbeveling. Het aanbevelen van een of meer specifieke financieel instrumenten aan een bepaalde cliënt wordt namelijk in de Wet op het financieel toezicht gekwalificeerd als adviseren. Het is vanzelfsprekend dat dan de ‘kleine lettertjes’, waarin staat dat er niettemin sprake is van execution only, door de AFM terzijde geschoven worden.

Wat is een aanbeveling?

In de praktijk rijst de vraag wanneer er eigenlijk sprake is van een aanbeveling. Daarop geeft de AFM geen antwoord op. Dat is niet bezwaarlijk, omdat dat antwoord te vinden is in artikel 52 van de uitvoeringsrichtlijn MiFID. De aanbeveling moet zijn gegeven aan een persoon in diens hoedanigheid van (potentiële) belegger/cliënt en moet zijn voorgesteld als een aanbeveling die geschikt is voor de betrokken persoon of moet berusten op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden. Tevens moet de aanbeveling het oogmerk hebben dat ter zake van een bepaald financieel instrument een transactie wordt verricht. In concrete gevallen zal aan de hand van de feiten en omstandigheden moeten worden vastgesteld of hieraan is voldaan.

Productinformatie

De aanbevelingen van de AFM hebben mede betrekking op de door banken te verstrekken informatie. Productinformatie moet correct, duidelijk (in voor de klant begrijpelijke taal), volledig en niet misleidend zijn. Dat houdt volgens de AFM onder meer in dat de klant ook in een negatief scenario de werking van het product moet kunnen onderkennen. Vereist is voorts dat niet alleen de voordelen worden genoemd, maar dat ook de risico’s op een vergelijkbare wijze worden getoond.

Brochures die uitsluitend in beknopte bewoordingen vermelden dat een renteswap gedurende de looptijd afhankelijk van de renteontwikkeling een negatieve waarde kan krijgen (zonder uitwerking en zonder uitleg van mogelijke gevolgen) worden door de AFM eufemistisch aangemerkt als “minder goede informatieverstrekking”. Zo wordt ook geoordeeld over presentaties waarin leningen met vaste rente vergeleken worden met leningen met variabele rente plus een renteswap, zonder expliciet duidelijk te maken dat de individuele opslag bij variabelrentende leningen door de bank kan worden verhoogd.

Ik vind de door de AFM gekozen formulering “minder goede informatieverstrekking” minder gelukkig. Daarmee bedoel ik uiteraard dat ik de woordkeus van de AFM onjuist vind. Nu is het raden naar de bedoeling van de AFM. Minder goed kan diverse betekenissen hebben. Een rapportcijfer 6 is minder goed dan een 8, maar nog steeds voldoende. Maar een 4 is ook minder goed dan een 8. Ik meen, echter, te kunnen concluderen dat de AFM over de gegeven voorbeelden een duidelijk “onvoldoende” uitspreekt. Als de AFM eerst vaststelt dat productinformatie, correct, duidelijk, volledig en niet misleidend moet zijn, dan is een brochure of presentatie waarin niet expliciet staat vermeld dat bij een variabelrentende lening met een renteswap de individuele opslag kan worden verhoogd niet anders aan te merken dan als incorrect, onduidelijk, onvolledig dan wel misleidend. Die brochure of presentatie verdient dan zonder meer het predicaat onvoldoende. Iets anders kan de AFM niet bedoeld hebben. Dat geldt dan tevens voor de door de AFM bedoelde brochure met onvolledige en dus onduidelijke en misleidende informatie over een mogelijke negatieve waarde.

Inventarisatie van de kennis en ervaring van de klant

De bank behoort na te gaan of de klant over voldoende kennis en ervaring beschikt om de aan het derivaat verbonden risico’s goed in te schatten. Daarvoor moet de bank informatie opvragen aan de klant. De AFM stelt vast dat de bank van geval tot geval moet beoordelen of zij over voldoende informatie over de kennis en ervaring van de klant beschikt, om zijn begrip van de beleggingsdienst en het rentederivaat te kunnen beoordelen. Daarbij ontstaat de moeilijkheid dat de kennis die een ondernemer heeft vaak een direct gevolg is van de informatie die de bank hem heeft verstrekt. Ik begrijp de redenering van de AFM aldus dat als de bank onjuiste, onduidelijke, onvolledige en/of misleidende informatie geeft, de bank niet tot de conclusie kan komen dat de klant over voldoende kennis beschikt om de risico’s te onderkennen.

De waarde voor de praktijk

Geschillen tussen ondernemers en hun bank over rentederivaten zullen beslecht moeten worden door de civiele rechter. De AFM heeft daarin geen (rechtstreekse) rol. De AFM heeft als taak om namens de overheid erop toe te zien dat banken hun zorgplichten jegens hun klanten uit de Wet op het financieel toezicht naleven. De visie van AFM over de inhoud van deze zorgplichten kan indirect wel van betekenis zijn in civielrechtelijke geschillen. De bestuursrechtelijke zorgplichten uit de Wft kleuren namelijk de civielrechtelijke zorgplicht van banken.

Een gemiste kans

Hoewel de AFM met haar jongste rapport meer duidelijkheid heeft gegeven over wat zij van de dienstverlening van banken inzake rentederivaten verwacht, heeft de AFM verzuimd om zich tegelijkertijd uit te laten over de werkwijze van banken bij de implementatie van de EMIR-wetgeving. Zie hierover mijn vorige bijdrage in dit blog. Dat is een gemiste kans. Er bestond alle aanleiding voor AFM om ook dat aspect in haar aanbevelingen te betrekken. De onvrede van het MKB over de opstelling van de banken rond de EMIR wetgeving, kan de AFM niet zijn ontgaan (zie onder andere de recente motie van kamerlid Van Hijum). Ondanks de verwerping van deze motie door een kleine meerderheid van de Tweede Kamer komt AFM, al dan niet in samenspraak met DNB, hopelijk op korte termijn ook op het gebied van EMIR met aanbevelingen.

Heeft u opmerkingen naar aanleiding van dit bericht of wilt u reageren, dan nodig ik u daar van harte voor uit. U kunt gebruikmaken van het onderstaande dialoogscherm of een e-mail sturen naar harmsen@immix.nl.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten