Een jaar geleden (september 2012) kondigde de AFM een
onderzoek aan naar de problemen bij de verkoop van rentederivaten aan
semipublieke instellingen en het MKB. Op
25 september 2013, publiceerde de AFM haar eerste rapport hierover. Dit rapport
gaat over de problemen die semipublieke instellingen en het professionele MKB
ondervinden. In de komende maanden gaat de AFM een vervolgonderzoek doen.
Daarin richt de AFM zich op MKB-ondernemingen die vallen in de categorie
niet-professionele cliënten. Het grootste deel van het MKB valt in deze
categorie. Een ondernemer wordt pas als professioneel aangemerkt als die
voldoet aan minstens twee van de drie volgende vereisten: Balanstotaal van meer
dan 20 miljoen euro, omzet van meer dan 40 miljoen euro, een eigen vermogen van
2 miljoen of meer.
De AFM heeft met betrekking tot semipublieke instellingen
en het professionele MKB de volgende tekortkomingen vastgesteld.
·
De omvang van de zorgplicht hangt af van de rol
van de bank. Heeft de bank een adviseursrol, dan heeft zij de grootste
zorgplicht. Bij execution only (zonder advies) gaat de zorgplicht minder ver.
De AFM constateert dat banken vaak onduidelijkheid hebben laten bestaan over
hun rol. Daardoor dachten cliënten dat de bank hen adviseerde. Hoewel banken
vaak in disclaimers hebben staan dat zij bij het afsluiten van derivaten geen
adviseur van de cliënt zijn, zijn die disclaimers voor de AFM niet bepalend
voor het soort dienstverlening dat uiteindelijk is geleverd. Banken kunnen zich
dus niet achter zo’n disclaimer verschuilen.
·
Banken hebben in veel gevallen een te gunstige
voorstelling gegeven van de financieringsconstructies met rentederivaten.
Negatieve scenario’s – wat gaat er bijvoorbeeld gebeuren als de marktrente
daalt – bleven onderbelicht. Daardoor gaven de banken geen goed beeld. Bij
vervroegde aflossing kunnen cliënten zo geconfronteerd worden met onverwachte
tegenvallers. Ook hebben banken vaak onvoldoende duidelijk gemaakt dat een renteswap
geen garantie biedt tegen stijgende renteopslagen.
·
In het belang van de cliënt moet de bank een
cliëntenprofiel opstellen. Aan de hand daarvan kan zij beoordelen of het
product geschikt, dan wel passend is voor de cliënt. De AFM constateert dat
vaak niet meer te herleiden is in hoeverre door de banken invulling is gegeven
aan deze verplichting.
·
De banken blijken hun dossiers slecht op orde te
hebben. Daardoor is het voor de AFM moeilijk om te reconstrueren hoe de
dienstverlening precies is verlopen. Zo zijn er door de AFM maar in zeer
beperkte mate neutrale gespreksverslagen aangetroffen.
In dat vervolgonderzoek zou de AFM zou ook specifiek
aandacht moeten besteden aan de niet zelden voorkomende situatie dat de
afgesloten derivaat niet of niet meer aansluit op de financiering. Banken
hebben er doorgaans niet op gewezen dat hierdoor de cliënt geheel tegen zijn
bedoeling in een groot speculatierisico zou gaan lopen. Een ander nog
onderbelichte misstand is dat sommige banken stelselmatig traineren bij het afgeven van goede
specificatie van de unwinding costs.
De AFM heeft niet de wettelijke bevoegdheid om in
individuele gevallen in te grijpen in de contractuele relatie tussen een bank
en de cliënt. Dat kan alleen de burgerlijke rechter. Dit rapport van de AFM zal
de cliënt daarbij tot steun kunnen zijn.
Heeft u opmerkingen naar aanleiding van dit bericht of wilt u reageren, dan nodig ik u daar van harte voor uit. U kunt gebruikmaken van het onderstaande dialoogscherm of een e-mail sturen naar harmsen@immix.nl.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten